
Door Ingrid Smits
Omdat hij geen eigen huis heeft, trekt George tijdelijk in bij zijn voormalige vriendin en hun twee kinderen. Maar op een avond loopt het helemaal uit de hand. “Uw ex heeft doodsangsten uitgestaan.”
“Ze lokt het uit”, zegt George* tegen de rechter. “U kent haar niet. Ik wel.” Om zijn woorden kracht bij te zetten, heft hij af en toe zijn handen op, een enkele keer tot boven zijn hoofd. “Ik ben teleurgesteld in mezelf”, klinkt het. “Mijn ex heeft me gekregen waar ze me hebben wil. Maar echt, ze lokt het uit.”
De rechter probeert de modieus geklede dertiger met het strak gecoiffeerde baardje bij zijn eigen aandeel in het verhaal te houden. “Mevrouw kan ook haar problemen hebben”, zegt ze. “En misschien heeft ook zij wel hulp nodig. Maar dat is een andere kwestie. Daarvoor zijn we vandaag niet hier.”
‘Hier’, dat is de Rotterdamse rechtbank waar George zonder advocaat naartoe is gekomen. Hij voert zijn eigen verdediging. Dat lukt prima, want hij zit niet om een woordje verlegen. De rechtszaak begint later dan in de planning stond, vanwege de voorgaande zitting. “Soms hebben zaken wat meer tijd nodig”, verontschuldigt de rechter zich. “Maar ik ga dat voor u ook echt doen.”
George werkt als stoffeerder, vertelt hij, en overhandigt de rechter tijdens de zitting een brief van zijn werkgever. Die noemt hem sociaal en meldt dat hij heel tevreden over George is.
Een eigen huis? Dat heeft de verdachte niet. Hij staat al zes jaar op de wachtlijst voor een woning, zegt hij. Slapen doet hij dan weer hier en dan weer daar. In september vorig jaar logeerde hij bij een van zijn exen, met wie hij twee kinderen heeft. In totaal heeft hij vier nakomelingen, bij drie verschillende moeders.
Het huis uit
Over de avond in september vorig jaar, toen het helemaal uit de hand liep, zegt hij: “Ik kwam terug van mijn werk en ging pasta maken. Mijn ex kwam bij me staan en zei dat ik het niet goed deed. ‘Ik doe het altijd zo’, zei ik. Zij vond het fout. Daarna werd ze boos omdat ik een filmpje bekeek, waarin twee vrouwen voorkwamen. ‘Je kijkt alleen maar vanwege die meiden’, kreeg ik te horen. Er ontstond ruzie en zij vond dat ik het huis uit moest. Daarvoor belde ze naar mijn zus. Ik heb toen haar telefoon afgepakt en op het aanrecht gelegd.”
“Uw ex zegt dat u haar twee keer tegen de grond heeft geduwd en haar bij de keel hebt gegrepen”, zegt de rechter. “U zou geprobeerd hebben om haar te wurgen. Ze dacht dat ze doodging.”
“Dat wurgen is niet waar”, antwoordt George. “Wel heb ik haar op haar gezicht geraakt. Maar dat was maar één keer. Daarna ben ik gestopt.” “In het dossier zitten foto’s”, zegt de rechter. “Laten we daar even naar kijken.”
Rode plekken
In de rechtszaal floept een televisie aan. Op het scherm is een nek met rode plekken te zien. Het volgende beeld is van een vrouw met een paarsblauw, gezwollen oog. “Dat moet een flinke mep geweest zijn”, stelt de rechter. “Ik keur het niet goed”, verzucht George. “Maar ik ben gestopt met slaan.”
“Had u dit niet anders kunnen doen?”
“Ja, ik had moeten weglopen.”
“Waarom heeft u dat niet gedaan?”
“Dat weet ik niet.”
George wil graag nog iets kwijt over zijn voormalige geliefde. Zij heeft die avond een kandelaar naar hem gegooid, zegt hij. En in het verleden ging haar agressie een stuk verder dan dat. Zijn ex heeft een vriendin van hem gestoken.
“Daar is ze toen mee weggekomen vanwege ontoerekeningsvatbaarheid. En ik? Ik heb het haar vergeven. Ik heb haar altijd willen helpen en nooit in de problemen willen brengen. Ik heb zelfs mijn verklaring tegen haar ingetrokken. En nu doet zij dit met mij.” Hij heft zijn handen nog eens richting het plafond.
‘Papa, ik heb je gemist’
De rechter focust opnieuw op de ruzie in september. “Uw ex zegt dat u haar heeft toegetakeld en vernederd. Ze durfde een tijdje niet naar buiten, ze schaamde zich voor haar verwondingen en ze was bang dat u terug zou komen. De kinderen hebben volgens haar ook last van wat er is gebeurd.”
“Die waren boven en hebben het niet gezien”, werpt George tegen. “Maar ze zagen later wel hun moeder met een blauw oog”, kaatst het terug.
George ontkent dat de kinderen bang voor hem zijn, zoals zijn ex beweert. “Ik heb ze twee weken geleden nog gezien. Toen zijn we cadeautjes wezen kopen. ‘Papa, ik heb je gemist’, zei mijn zoontje.”
“Betaalt u eigenlijk alimentatie?” “Als ik mijn kinderen mag zien wel”, zegt George.
Nu veert de rechter een beetje op. “Alimentatie is geen kijkgeld”, zegt ze, bijna op docerende toon. “Als vader hoort u gewoon te betalen voor zaken als eten, drinken en kleding, los van het feit of u de kinderen ziet.” “Als ik een huis had, zouden mijn zoon en dochter best bij mij mogen komen wonen”, reageert George. “En daar zou ik dan niks voor vragen.”
“U heeft dus geen eigen huis”, gaat de rechter verder. “Maar ik vind dat u de zaken best goed voor elkaar hebt. In de zin van de drie W’s. Vroeger zeiden we woning, werk en wijf, maar dat mag niet meer. Dus nu is het: woning, werk en welke partner dan ook. U woont nu bij een vriend, begrijp ik?”
“Ja”, antwoordt George, “maar op dat adres kan ik me niet inschrijven, want dan komt hij in de problemen. ” Met allerlei toeslagen enzo”, valt de rechter hem bij. George knikt.
“Bent u in staat om een taakstraf uit te voeren?” “Nou, ik werk vijf dagen in de week”, zegt George. “En in het weekend wil ik graag mijn kinderen zien.” “Een taakstraf voer je op werkdagen uit”, licht de rechter toe. “U zult daarvoor vakantie moeten opnemen.” Langzaam lijkt George te beseffen welke kant het vonnis op zal gaan.
‘Dit mag niet gebeuren’
Dan is het de beurt aan de officier van justitie. Zij vindt de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. “Mevrouw heeft doodsangsten uitgestaan”, zegt ze. “In haar eigen huis, wat een veilige plek zou moeten zijn. Ze is mishandeld door de vader van haar kinderen. Ook met hen doet dit wat. De verdachte zegt: ze lokte het uit. Dat kan best zijn. Maar dit mag gewoon niet gebeuren.”
Ze eist een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken om te voorkomen dat George opnieuw de fout in gaat. Ook mag hij niet meer in de buurt van zijn ex komen, moet hij 700 euro schadevergoeding betalen en naar de reclassering voor een mogelijke therapie rond agressiebeheersing. De kinderen mag hij wat haar betreft wel blijven zien.
George reageert meteen op het contactverbod. “Ik werk soms ook in de woonplaats van mijn ex”, zegt hij. “Hoe moet dat dan?”, vraagt hij. “Dat moet u regelen met uw werkgever”, zegt de rechter. “En mocht u uw ex op straat tegenkomen, dan moet u het contact niet opzoeken, maar vooral doorlopen of doorrijden. Het is nu nog te vroeg, maar ik hoop dat er in de toekomst nog eens een moment komt waarop u als ouders wél gewoon met elkaar kunt omgaan.”
Het vonnis
“U krijgt straf, want u heeft een ernstig feit begaan”, zegt de rechter. “En ik weet niet of u uw verantwoordelijkheid hiervoor helemaal neemt. Maar u krijgt wel een iets lagere straf dan de officier heeft geëist.
Ik veroordeel u tot zestig uur taakstraf en een voorwaardelijke celstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Ook krijgt u een contactverbod en moet u zich melden bij de reclassering om te kijken of u psychische hulp nodig heeft. Het contactverbod gaat onmiddellijk in, dus zodra u hier de rechtszaal uitloopt.
Ook moet u uw ex 700 euro schadevergoeding betalen. Dat geld maakt u over naar de overheid en die regelt het dan verder met uw ex. Is mijn vonnis duidelijk?”
George knikt, pakt zijn winterjack van de stoel en vertrekt.
“Nog bedankt voor uw geduld”, zegt de rechter. “Want ik heb u een half uur op de gang laten wachten.”
Dit artikel verscheen eerder bij onze mediapartner Rijnmond.
Kijk ook op ons WhatsApp kanaal: https://whatsapp.com/channel/0029VaoRvYF6rsQtr0tBRu3u